woensdag 29 mei 2019

Meer belangstelling voor EP verkiezingen

De gemiddelde opkomst bij de Europese verkiezingen ging voor het eerst in 40 jaar omhoog en bedroeg dit keer net meer dan 50%. Dat was voor het eerst sinds 20 jaar.
Vanaf de instelling van rechtstreekse verkiezingen voor het parlement in 1979 is de opkomst gestaag teruggelopen van 62% naar 43%. Tussen 2009 en 2014 was de afname miniem geworden maar nu volgde een stevige stijging. Van 43% naar maar liefst 51%. Vergelijken is lastig, want over de hele periode steeg het aantal lidstaten van 9 naar 28, zodat de gemiddelde waarden steeds een andere collectie lidstaten betroffen.

De verschillen in opkomst tussen de lidstaten bleken opnieuw heel groot. Belgen en Luxemburgers waren de grootste stemmers, maar die hadden dan ook opkomstplicht. Griekenland en Bulgarije, die als enige andere lidstaten eveneens opkomstplicht hebben maar die niet handhaven, noteerden veel lagere cijfers.

De inwoners van Malta hadden met een spontane gang naar de stembus de hoogste opkomst: een zeer respectabele 73%. Voor het overige stemde men vooral in de recentelijk toegetreden voormalige Oost-Europese lidstaten maar weinig. Slowakije was hekkensluiter (23 % opkomst, maar wel 10% boven de laatste keer). Litouwen was de meest stemmende “nieuwe” lidstaat met 53%, zo rond het EU-gemiddelde. Sterke stijgers Roemenië, Polen en Hongarije eindigden iets onder Litouwen.

Sommige landen met een al wat langer verblijf in de EU kenden eveneens sterk oplopende opkomstcijfers: Denemarken (+ 10 procentpunten), Spanje (+21), Duitsland (+13) en Oostenrijk (+14). Hier was de opkomst eerder ook al hoog, en deze landen eindigden dan ook in de top.

In Nederland nam de opkomst ook toe. Maar ons land scoorde in 2014 zeer laag (37%), de groei bleef bescheiden en het resultaat bracht Nederland net onder Hongarije, nog steeds op enige afstand onder het EU-gemiddelde.

Opkomstcijfers zijn altijd lastig te interpreteren: blijven de kiezers weg omdat ze onverschillig, onbestemd, tevreden of juist teleurgesteld zijn? En over wat eigenlijk: het Europees Parlement, de Europese Unie of de landelijke politici?